Als Marleen met een torenvalk de zaal inloopt om mens en dier wat dichter bij elkaar te brengen, deinst menig bewoner toch iets terug. Heel even maar, dan wint de nieuwsgierigheid het van de ‘oh wat eng’ gevoelens. “Ze is wel heel erg mooi”, zegt een bewoner. “Met die klauwen kan ze je flink toetakelen. Mag ik haar eens aaien?”
Kijken, niet aaien
Dat mag dus niet en Keimpe legt ook uit waarom dat niet mag. Roofvogels blijken een vetklier op hun rug te hebben die ze regelmatig uitdrukken om hun veren van een vetlaag te voorzien. Een karweitje waar ze een hele tijd zoet mee zijn. Als ze voortdurend geaaid worden verdwijnt de vetlaag. Dan dringt de regen waarin ze heel graag en vaak met gespreide vleugels zitten door tot op de huid, waardoor ze vatbaar worden voor ziektes.
Niet aaien dus, maar van dichtbij en met grote bewondering en verwondering kijken is geen enkel probleem. Terwijl Marleen met telkens een andere roofvogel de zaal ingaat, vertelt Keimpe over het gedrag en eetpatroon van de dieren. Over de vervaarlijk uitziende woestijnbuizerd bijvoorbeeld, de slechtvalk, de giervalk en het schattige torenvalkje, dat zich heel rustig op handen van bewoners ‘nestelde.’ Voor wie durfde natuurlijk.
De roofvogelshow was een onderdeel van de country- en westernweek die de activiteitencommissie had georganiseerd.