Zus Brughuis werd in 1924 geboren in het gezin Haselbekke in Geesteren. Ze was de op een na jongste in een gezin met vijftien kinderen. Haar ouders woonden op de boerderij die eeuwenlang Elberink, “Elbert”, heette. Vooraan op de deel bij het open vuur speelde de moeder van Zus harmonica en dan werd er gedanst. “De tafel werd dan gevuld met eten en drinken”, vertelt ze. Zus hielp mee in de huishouding. Ze ging naar school bij de zusters Franciscanessen in Denekamp.
Het was een tijd van veel noaberschap. “De mensen in het dorp kwamen veel bij elkaar over de vloer.” Zo werd het dorsen samen gedaan en werd gezamenlijk met veel familie en buren het hooi binnen gehaald. De noabers gingen bij familie en bekenden langs om te vertellen als er een bruiloft op komst was of als er een noaber was overleden.
“Een borrel werd toen niet in een fles bij de slijter gekocht”
Haar liefde vond Zus dichtbij. “Een buurman van iets verderop”, vertelt zoon Benny. Gerard Brughuis en Zus kregen twee zoons, Benny en Jos. De werkdag werd geregeld afgesloten met een borreltje. “Een borrel werd toen niet in een fles bij de slijter gekocht”, vertelt Benny. “Jenever werd gehaald bij de horecagelegenheden Kottink of Knoefbakker. Dorpelingen fietsten er met de lege fles naar toe om deze te laten vullen.” Het gezin ging niet op vakantie. Wel bezocht Zus twee keer in haar leven de bedevaartsplaats Lourdes.
Oorlogsheld
Een broer van Zus, Toon, was in mei 1943 hoofd van het distibutiekantoor in Tubbergen. Een dienst die werd ingesteld omdat levensmiddelen schaars waren en veel producten tijdens de WOII alleen op bon verkrijgbaar waren. Die bonnen waren alleen voor inwoners met een geldig persoonsbewijs en dus niet voor onderduikers. Toon Haselbekke zorgde met gevaar voor eigen leven voor voedselbonnen voor de onderduikers. Op 1 mei 1943 stuurde freule Von Bönninghausen een butler om een bon op te halen voor het kopen van schoenen. Toon stond hem te woord en zegt dat hij morgen maar terug moet komen omdat de ambtenaar die de schoenenbonnen uitreikt niet aanwezig is.
“De Duitsers hebben Toon toen thuis opgehaald en hem naar het politiebureau in Tubbergen gebracht”, vertelt Benny. “Daar is hij verhoord en de politie heeft toen gezegd, wij laten het raam open. Met andere woorden, hij kon vluchten. Dat heeft hij niet gedaan, misschien was hij bang dat ze zijn familie wat aan zouden doen.”
“Ik zie mijn vader nog zo staan toen ze mijn broer ophaalden, machteloos. Dat beeld vergeet ik nooit”
“Mijn vader en een broer die pater was, hebben nog geprobeerd hem vrij te krijgen. Ik zie mijn vader nog zo staan toen ze mijn broer ophaalden”, zegt Zus, “machteloos. Dat beeld vergeet ik nooit.”
Enkele dagen na zijn arrestatie is Toon ter dood veroordeeld en naar verluid in Hengelo geëxecuteerd. Zijn lichaam is nooit terug gevonden, vanaf 4 mei 1943 is hij vermist.”
Vier jaar geleden verhuisde Zus naar Erve Mensman. Ze is erg blij met haar appartement. Vanuit haar kamer kan ze de vertrouwde plek waar ze zolang woonde zien. De plek waar zowel Benny met zijn vrouw en Jos met zijn gezin nu wonen. “De oude boerderij is afgebroken en er staat nu een mooie schuur op die plek”, vertelt Benny. “We hebben er een dubbele woning bijgebouwd. Dat was rond 1989.” In die tijd overleed ook de man van Zus. “Mijn vader is maar 65 geworden”, vertelt Benny. “Hij was in het ziekenhuis voor een behandeling en heeft een harstilststand gekregen.”
Zus hoopt honderd te worden. Dat heeft ze ook tegen haar arts gezegd. Hij heeft het genoteerd.
Aan de Meijersweg in Geesteren staat een gedenksteen ter herinnering aan Toon Haselbekke, geboren 17-10-1917. Frans Hendriksen schreef een op feiten gebaseerde historische roman ‘Als ik voor de lopen sta’ over de laatste dagen van de oorlogsheld Toon Haselbekke uit Geesteren.