Ik doe de lamp aan en vraag haar of ik haar mag helpen met wassen en aankleden. Bij het heldere plafondlicht is direct duidelijk te zien dat ze een kalend hoofd heeft. Her en der heeft ze nog een paar sprietjes haar die alle kanten op schieten. Op het tafeltje naast haar nachtkastje staan 2 prachtige grijze pruiken.
Mevrouw ziet me kijken en zucht een keer diep: “Ik heb veel meegemaakt meisje... oorlog, ziekte en het overlijden van mijn eigen kind.” Haar ogen, die me 5 minuten daarvoor zo vrolijk aankeken, staan nu bedroefd. Ik leg mijn hand op haar schouder en zeg even niets. “Zullen we maar”, zegt mevrouw met een diepe zucht. Ze staat op en loopt richting de badkamer.
“Vertel eens meisje, heb je al een beetje verkering?” vraagt ze terwijl ik haar een washandje aan geef om zich te wassen. Ik vertel dat ik getrouwd ben en een dochter heb van 10 jaar. “Och jee getrouwd en zo’n grote dochter al, dan ben je ouder dan ik had gedacht... geniet maar van het leven en haal alles er uit wat er in zit!” drukt ze me op het hart.
Als mevrouw gewassen en aangekleed is vraagt ze me of ik haar pruik aan kan geven. “Welke wil je hebben, die met die lange blonde vlecht of die met die hanenkam?” grap ik, nog een beetje onderzoekend naar of mevrouw mijn humor kan waarderen. Mevrouw schiet in de lach en kijkt me met pretoogjes aan: “vandaag dacht ik eens voor de lange rode krullen te gaan”. We moeten er samen nog steeds om giechelen als ze haar korte grijze pruik heeft opgezet en ik met een potloodje haar wenkbrauwen terug heb getoverd. Nog even een paar oorbellen in, een mooie halsketting om en een dun laagje lipstick op haar lippen. Mevrouw kijkt goedkeurend naar zichzelf in de spiegel, draait zich voorzichtig om naar mij en zegt dan: “Dag Carmen, ik ben mevrouw Janssen, maar jij mag Beppie zeggen”.